Dit wil ik jullie, geachte lezers, toch niet onthouden. In drie delen. Vandaag deel 1. Let wel, Jones schreef dit in 1938!
Het Koninkrijk Gods maakt een eind aan het dualisme van het wereldlijke en het heilige.
Wij hebben het leven verdeeld tusschen geestelijke en wereldlijke vragen, tusschen „weeksche" dagen en „Zon- en feestdagen", stichtelijke lectuur en „gewone" lectuur, kerkelijke bouwkunst en wereldlijke bouwkunst, gewijde wetenschap en wereldlijke wetenschap, geestelijke roeping en wereldlijke roeping. We hebben het leven in deze wereld onterfd ten behoeve van het „kerkelijke", het „gewijde"; het gewijde is hooger, het wereldlijke lager. Maar de Nemesis heeft ons achterhaald: het Communisme heeft zich gewroken en alles wat „gewijd" was, verbannen. In Rusland is het heele leven wereldlijk. Beide opvattingen zijn fout en beide hebben een verderfelijke uitwerking gehad. De verdeelig van het leven in wereldlijke roeping en geestelijke roeping heeft grootonheil aangericht in den geest van den leek. Zijn roeping was „maar" wereldlijk, meende hij; hij had niet het hoogste gekozen en daarom leefde hij onder den druk van een geestelijk minderwaardigheidscomplex. Van hem werd niet verwacht, dat hij leefde naar den allerhoogsten maatstaf, want zijn roeping was immers evenmin de allerhoogste. Van den predikant, den zendeling en den man of vrouw die „Christelijk werk" verrichtte, werd meer verwacht, want hun roeping was ook hooger. Daardoor werd de Christelijke roeping iets onnatuurlijks, iets dat gepaard ging met een bepaalde manier van spreken, van kleeden, en nog allerlei andere hocus pocus, die de gedachte van een superieur geestelijk leven en autoriteit nog eensextra nadruk moesten verleenen. Ook werd, aan de zogenaamd wereldlijke roeping, hierdoor de geestelijke waarde ontnomen: dat lag immers in den aard der zaak! Het werd heel eenvoudig, zich aan te passen bij zijn beroep, zijn stand. Het resultaat? Een zedelijke en geestelijke inzinking, een verslapt, voor het leven pasklaar gemaakt Christendom voor de leeken. Het Christendom blijft gereserveerd voor den Zondag, den heiligen dag, en wordt buiten werking gesteld op de andere dagen, want dat zijn „maar" weeksche dagen, en dan geldt de wereldlijke roeping.
Die scheiding is foutief. Ik ben zelf zendeling en dat wordt beschouwd als een geestelijk ambt, maar het is niets geestelijker dan eenig ander werk, dat door een Christen wordt verricht. Leder Christen is zendeling. Dat ligt in den aard van het evangelie, dat hij belijdt en waardoor hij is gebonden. Onthoudt toch eens goed, dat de geheele Christelijke beweging aanvankelijk een leekenbeweging was. Jezus en zijn discipelen stonden buiten den stroom van zoogenaamde „heiligheid", die door de priesters en den tempel ging. „Door welke macht doet gij deze dingen"? en noch Hij noch Zijn discipelen konden er zich op beroepen door iemand of iets gemachtigd te zijn, want ze waren leeken, allemaal. Zijn eenige autoriteit bestond in de dingen die hij deed. De beweging legitimeerde zich in het leven. Het onderscheid tusschen wereldlijk en geestelijk was weggevallen. Het Koninkrijk maakte het leven tot één geheel.
Het Koninkrijk Gods maakt een eind aan het dualisme van het wereldlijke en het heilige.
Wij hebben het leven verdeeld tusschen geestelijke en wereldlijke vragen, tusschen „weeksche" dagen en „Zon- en feestdagen", stichtelijke lectuur en „gewone" lectuur, kerkelijke bouwkunst en wereldlijke bouwkunst, gewijde wetenschap en wereldlijke wetenschap, geestelijke roeping en wereldlijke roeping. We hebben het leven in deze wereld onterfd ten behoeve van het „kerkelijke", het „gewijde"; het gewijde is hooger, het wereldlijke lager. Maar de Nemesis heeft ons achterhaald: het Communisme heeft zich gewroken en alles wat „gewijd" was, verbannen. In Rusland is het heele leven wereldlijk. Beide opvattingen zijn fout en beide hebben een verderfelijke uitwerking gehad. De verdeelig van het leven in wereldlijke roeping en geestelijke roeping heeft grootonheil aangericht in den geest van den leek. Zijn roeping was „maar" wereldlijk, meende hij; hij had niet het hoogste gekozen en daarom leefde hij onder den druk van een geestelijk minderwaardigheidscomplex. Van hem werd niet verwacht, dat hij leefde naar den allerhoogsten maatstaf, want zijn roeping was immers evenmin de allerhoogste. Van den predikant, den zendeling en den man of vrouw die „Christelijk werk" verrichtte, werd meer verwacht, want hun roeping was ook hooger. Daardoor werd de Christelijke roeping iets onnatuurlijks, iets dat gepaard ging met een bepaalde manier van spreken, van kleeden, en nog allerlei andere hocus pocus, die de gedachte van een superieur geestelijk leven en autoriteit nog eensextra nadruk moesten verleenen. Ook werd, aan de zogenaamd wereldlijke roeping, hierdoor de geestelijke waarde ontnomen: dat lag immers in den aard der zaak! Het werd heel eenvoudig, zich aan te passen bij zijn beroep, zijn stand. Het resultaat? Een zedelijke en geestelijke inzinking, een verslapt, voor het leven pasklaar gemaakt Christendom voor de leeken. Het Christendom blijft gereserveerd voor den Zondag, den heiligen dag, en wordt buiten werking gesteld op de andere dagen, want dat zijn „maar" weeksche dagen, en dan geldt de wereldlijke roeping.
Die scheiding is foutief. Ik ben zelf zendeling en dat wordt beschouwd als een geestelijk ambt, maar het is niets geestelijker dan eenig ander werk, dat door een Christen wordt verricht. Leder Christen is zendeling. Dat ligt in den aard van het evangelie, dat hij belijdt en waardoor hij is gebonden. Onthoudt toch eens goed, dat de geheele Christelijke beweging aanvankelijk een leekenbeweging was. Jezus en zijn discipelen stonden buiten den stroom van zoogenaamde „heiligheid", die door de priesters en den tempel ging. „Door welke macht doet gij deze dingen"? en noch Hij noch Zijn discipelen konden er zich op beroepen door iemand of iets gemachtigd te zijn, want ze waren leeken, allemaal. Zijn eenige autoriteit bestond in de dingen die hij deed. De beweging legitimeerde zich in het leven. Het onderscheid tusschen wereldlijk en geestelijk was weggevallen. Het Koninkrijk maakte het leven tot één geheel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten