29 december 2017

Jonge christenen hoeven niet perse een pratende slang.

In 1926 werd ene dominee Johannes Gerardus Geelkerken door de synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland geschorst, en korte tijd later afgezet. Aanleiding was de vraag of de slang in het scheppingsverhaal letterlijk had gesproken. De “zaak” werd aangegrepen om een in feite diepere kwestie aan de kaak te stellen, die van de “kenleer”; wat kunnen wij werkelijk kennen? Binnen de voortdurend in beweging zijnde theologie zocht de een soelaas bij een meer op de ervaring gerichte geloofspraktijk terwijl de ander, en dan kon heel goed je buurman zijn,  zich krampachtig vasthield aan de letterlijke interpretatie van de Bijbel. Deze kwestie sudderde al langer dan tien jaar en het was wachten op de eruptie. De kwestie Geelkerken bracht deze bubbelende laag tot ontbranding.[1]


Geelkerken’s afzetting trok diepe sporen in kerkelijke Nederland. Een kerkscheuring was het gevolg en predikanten voelden zich gedwongen om positie te kiezen met alle verdere gevolgen van dien[2].
Als je de correspondentie tussen de Classis en Geelkerken leest, is het duidelijk dat men ook toen al deed aan semantiek en dat er in feite helemaal niet zoveel aan de hand was. Men maakte het groter dan het was; een typische geval van riooljournalistiek. In zijn verweer schrijft Geelkerken onder andere:

Trots de uitweidingen Uwer memorie begrijp ik nog altijd niet, waarom Uwe vergadering tegenover mij de kwestie der „historische inkleeding” aan de orde stelde. Reeds in mijn preek-coupure zeide ik zoo beslist: „Vast staat, dat wij in Gen. 3 de goddelijke bekendmaking hebben van een historisch feit, het feit van den zondeval.” Hoe is het dan ter wereld mogelijk — bovendien nog na mijn vorig antwoord — dat Uwe vergadering er nog niet zeker van is, dat ik volstrekt niet van gevoelen ben, „dat er verschil van meening mag bestaan of wij bij Genesis 3 hebben te denken aan historie of aan historische inkleeding.”

Onlangs las ik het verhaal rondom Geelkerken en begon me af te vragen hoeveel gelovigen er op staan dat het verhaal van Eva en de slang letterlijk heeft plaatsgevonden zoals beschreven in Genesis 3. Mijn hypothese (veronderstelling)  was dat ik geloof dat met name de jongere generatie gelovigen comfortabeler is met een het idee dat het verhaal een metafoor is, net als een blik waarin je de koffie bewaard. Daarbij gaat het om de koffie waarbij het blik bijzaak is (dat had ook iets van Tupperware kunnen zijn). De reacties in mijn omgeving waren vooral van “nou, ik weet het nog zo net niet.”

Ik kon er nog wel van slapen maar besloot het toch maar eens te vragen. Zodoende dit mini onderzoekje. Om een nauwkeurig idee te krijgen zo groter en uitgebreider onderzoek gedaan moeten worden. Mijn onderzoekje beoogt niet meer dan enkele brede, ruwe penseelstreken in pastel neer te zetten en dan ook nog eens binnen een voornamelijk Nederlandse setting.
In hoeverre het loslaten van een letterlijke interpretatie van het verhaal in Genesis drie gevolgen heeft de (persoonlijke) geloofsbeleving weet ik niet en meet ik niet. Ik ken wel de onmiddellijke reactie van sommige “letterlijken” die zullen zeggen dat het niet geloven in Genesis drie als een feitelijke, historische en letterlijke gebeurtenis het begin van het eind van iemands geloof is, als het al niet het onmiddellijke einde is: “dan kun je alles wel schrappen.”

335 mensen hebben de vragenlijst ingevuld. Het merendeel uit Nederland. Zoals eerder gezegd moet er voorzichtig met de resultaten worden omgegaan omdat het representatieve gehalte niet optimaal is. Via Facebook heb ik mensen (vrienden) opgeroepen om deel te nemen en verzocht om het te delen (want eigenlijk niet of nauwelijks is gebeurd. Snap ik, zou ik zelf ook niet doen). De respondenten komen dus uit mijn vriendengroep en uit vrienden van vrienden.

Wat vooral opvalt is dat de jongere generatie (15-25 jaar) comfortabeler lijkt te zijn met een niet letterlijke interpretatie dan de ouderen (38% van hen gelooft in een letterlijke interpretatie tegen 50% van de 26-40 jarigen en 63% van de 41 tot 60 jarigen).

Hieronder twee eenvoudige tabellen. Als je interesse hebt om de gehele spreadsheet te lezen en te interpreteren, klik dan hier om deze te downloaden (csv format).



Ik wilde dus wat meten. Dus ging meten. Het navigeren tussen enerzijds de letterlijk historische interpretatie van de  Bijbel en anderzijds het reduceren ervan tot een opsomming van aardige levenswijsheden en richtlijnen is de taak die volgelingen van Christus is gegeven. Extremen zijn er altijd geweest en zullen er altijd blijven. Vaak zijn die extremen niets meer dan een angstvallig vasthouden aan iets wat we tastbaar en meetbaar willen maken. Het probleem is dat het geloof zich zo moeilijk laat vastpakken. Of zoals Thomas Halik het schrijft:

… wie van ons heeft de moed om zichzelf bloot te stellen aan een God die zich voortdurend onttrekt aan het beeld dat we van hem hebben, waardoor Hij ons dwingt onze meningen over de wereld en onszelf te blijven aanpassen? Geen wonder dat mensen liever  steeds nieuwe  afgoden fabriceren (vroeger van metaal en hout, vandaag uit ideeën en beelden) van wie zij tenminste  weten waar ze met hen aan toe zijn en wat ze van hen kunnen verwachten.

Thomas Halik, Ik wil dat jij bent; Utrecht, Boekencentrum, 2017, 25.

Wordt vervolgd.


20 november 2017

Ik moet wel beter zijn dan de rest

Mensen die een kunstje hebben bedacht en dat ook nog eens goed uit kunnen voeren worden, mits  door voldoende andere mensen gewaardeerd, in status verheven. Hen wordt een bepaalde hogere mate van gezag toegekend. Ze mogen aanschuiven en meepraten bij het nepotistische DWDD, worden geïnterviewd door respectabele dag- en weekbladen en hun ‘TED talks’ worden tienduizenden keren bekeken op Joetjoep.

Gezag, ontleend aan prestaties, heeft slechts een beperkte levensduur; het is de meest breekbare van de verschillende gezagsbronnen. Een goede acteur waarmee de helft van de wereld vandaag nog op de foto wil en wiens prestaties in het kwadraat worden bewierookt kan zomaar de paria van morgen zijn. Een minder slechte acteerprestatie ligt daar niet aan ten grondslag. Zo’n mindere prestatie kan worden verzoend en weggestreept tegen betere prestaties in het verleden of toekomst.

De zwakke plekken in het karakter die door omstandigheden, of anderen, openbaar worden gemaakt, zijn voor de media wat fastfood is voor de verder niet nadenkende consument – snel opgeslokt en verwerkt om vervolgens via het riool weer onderin het ecosysteem terecht te komen. Wassen, knippen, scheren, föhnen; het oordeel is geveld – eigenlijk vond ik hem als acteur nooit zo goed, er was iets….

Waar ik mee worstel is de vraag waarom me bij alle ophef en gedoe rondom recent gevallen en nog te vallen goden een gevoel van hypocrisie bekruipt. Misschien ben ik teveel beïnvloedt door de woorden van Jezus die zich tot het publiek en beulen van een te stenigen overspelige vrouw wendt met de woorden “wie zonder zonde is, werpe de eerste steen.” *
Nu zijn de zwaktes in mijn karakter natuurlijk lang niet zo erg als die van de echte schooiers.


Toch?

* Ze druipen allemaal af: Toen ze dat hoorden gingen ze weg, een voor een, de oudsten het eerst, en ze lieten hem alleen, met de vrouw die in het midden stond. Jezus richtte zich op en vroeg haar: ‘Waar zijn ze? Heeft niemand u veroordeeld?’ ‘Niemand, heer,’ zei ze. ‘Ik veroordeel u ook niet,’ zei Jezus. ‘Ga naar huis, en zondig vanaf nu niet meer.’ (Johannes 8)

31 oktober 2017

Keiharde sporen van een bijna vergaan sovjettijdperk

Veel gaat anders als je ergens anders bent. Het uit het Sovjettijdperk stammende sanatorium heeft de tand des tijds doorstaan; alles is nog precies zoals het was voordat Kazachstan onafhankelijk werd van de Sovjetunie – deze unie hield op te bestaan dus veel andere opties waren er niet. De mij toegewezen kamer is oud en der dagen zat. De enige upgrade is de Smart TV. Verder functioneert alles, een beetje. De rugleuning van de enige stoel die de kamer rijk is, breekt onderaan af tijdens de zeer korte eerste zitsessie. De douche geeft alleen gloeiend heet water. De verwarming staat aan en hoog. De temperatuur in de kamer kan worden geregeld door het raam open te zetten. Omdat het deze week uitzonderlijk warm is, zo rond de 25 graden, heeft de buitentemperatuur maar weinig invloed op de binnentemperatuur. De verwarming zal aan blijven staan tot ver na de winter. De stoel met gebroken rugleuning maakt op de plaats pas aangezien cosmetisch alles in orde lijkt.

De koud watertoevoer in de douche is inmiddels gerepareerd totdat de kalk in het water de leiding weer dichtslibt. Ik kan douchen. Zitten kan op het voor mijn lijf te korte bed. Na een dag is er een soort van evenwicht ontstaan waar ik de komende vijf dagen prima in kan leven.

Kleurrijke entree van het sanatorium

Helende uitstraling van het sanatorium
Na zaterdagochtend te zijn gedropt bij het verzamelpunt ontdekte ik, samen met een van mijn collega’s die een paar uur eerder afgezet was, dat we opgesloten waren in de ‘cabin’. De chauffeur had verzuimd om wat sleutels achter te laten. Rond het middaguur kwam een andere collega lunch brengen; een grote pan met pompoensoep, die ons door een raam werd aangereikt. Na wat gebel werden sleutels afgeleverd en kon Almaty worden verkend.


Samen met twee collega’s verzorg ik deze week een Mentoring Clinic. “Waarom noemen jullie het een clinic” vroeg een van de deelnemers. Wellicht baarde de link met het sanatorium waar we verblijven hem zorgen; “zijn we ziek of zo?” De term ‘clinic’ roept niet bij iedereen het beeld op van bijvoorbeeld een tennisser die een clinic volgt om zijn of haar vaardigheden aan te scherpen. Maar dat is wel het beeld dat wij bedoelen. De clinic reikt gereedschappen aan om dit effectiever en vooral bewuster te doen. Clinics zijn altijd anders. Andere mensen, een andere omgeving en het is altijd een avontuur. “Anders” wordt het best beleefd als een avontuur. Als je dat niet op kunt brengen is “anders” slechts drama.

24 oktober 2017

Jan 2.0: Adam als archetype van de stoere bink

De man was een weekend weggeweest. Met andere mannen. Stoere dingen doen zoals vlotten bouwen en andere lichamelijk inspannende dingen zoals heel hard rennen. Als het donker wordt mag er legaal een vuurtje worden gestookt en deelt men traumatische ervaringen, blije gebeurtenissen en ander drama..

Er was iemand besteld die over Adam had verteld en dat had nogal indruk op de man gemaakt. Adam, de eerste mens die de Bijbel noemt en ook bekend als de man van Eva, was eerder geschapen dan het paradijs en de vraag dringt zich dan meteen op: waar hing hij uit voordat de tuin klaar was? De bestelde man had daarover nogal wat te zeggen gehad. Onder andere dat God Adam stoere dingen, zoals jagen, had geleerd en zodoende van hem een echte vent had gemaakt: Adam als archetype van de bink naar Gods beeld!


Ik was er niet bij en ben wellicht de minst gekwalificeerde persoon die over dit soort initiatieven en evenementen iets zou mogen zeggen.  Er is niets in mij dat zich ook maar enigszins tot dit soort samen in de blubber rennende, provisorische onderkomens bouwende, Kumbaya-achtige activiteiten voelt aangetrokken. Waarschijnlijk uit angst dat ik dan allerlei dingen te horen krijg en over mezelf ontdek die mij tot minder vent maken dan ik momenteel ben. Het denkbeeldige lijstje met dingen die ik vervolgens moet gaan doen die er toe gaan bijdragen dat “Jan 2.0” goed uit de verf komt doet de deur bij voorbaat al dicht.

De mens lijkt een onverzadigbare honger en dorst te hebben naar het weten en begrijpen. De talloze boeken die geschreven zijn en nog geschreven gaan worden over de spaties tussen woorden en witregels tussen alinea’s - het willen weten, het speculeren op het onbekende; to boldly go where no man has gone before – petje af voor allen die het onbekende induiken en verkennen!

De honger om te weten; speculaties kunnen deze honger niet stillen en verzadiging is een illusie. Het wordt echter gevaarlijk wanneer speculaties een eigen leven gaan leiden en tot waarheid worden verheven. Binnen de wetenschap is het niet ongebruikelijk dat wat we dachten te weten niet het laatste woord bleek te zijn. Het vermeende weten wordt regelmatig ontzenuwd en het oude weten moet plaats maken voor het nieuwe weten.

De stelligheid waarmee, binnen de kringen waarin ik me beweeg, zaken die we eigenlijk helemaal niet weten tot waarheid worden verheven, is zorgelijk. Ik heb overigens geen problemen met stelligheid. Ik kan het zelf ook aardig. Maar het is van groot belang dat we duidelijk onderscheid maken (en dat ook duidelijk communiceren) tussen feit en fictie. Doe we dat niet dan zou er zomaar iemand met een levensecht en natuurgetrouw beeld van Adam op kunnen komen draven. Je weet wel, die foto van toen hij werd gehuldigd als wereldkampioen boogschieten.


En zo worden er heel wat foto’s enthousiast gedeeld van vermeende gebeurtenissen. Zelf heb ik er steeds minder. Er helemaal vanaf komen is een illusie. Iedereen heeft een foto of wat nodig.

10 oktober 2017

Tragische preek met een komische vouw

“Jij hebt er niet veel aan maar deze preek was de beste die ik ooit van je gehoord hebt,” meldde de een. Een ander nam me terzijde en vroeg zich af of het “regelmatig (met humor) uit de bocht vliegen” niet iets teveel van het goede was. Waar de een zich weet aangesproken, kan een ander zomaar met kromme tenen de uiteenzetting aan het uitzitten zijn. 

Als je vanachter een spreekgestoelte of vanaf een podium een verhaal vertelt, wil je het liefst dat het voltallige publiek zich kan concentreren op wat er gezegd wordt en er voldoende aanknopingspunten in zitten tot herkenning voor iedereen. Wat maximaal haalbaar is? Ik zou het niet weten. Er spelen immers zoveel aspecten een rol.
Jaren geleden werd ik eens aangesproken door een mevrouw die zich behoorlijk aan me had geërgerd en geen woord had gehoord van wat er gezegd was. “Wat was het dat u zo ergerde, mevrouw? Als u mij dat laat weten kan ik er wellicht iets mee.”

“Je broek.”
“Wat is er mis met mijn broek? Dit is de netste die ik heb.”
“Dat kan wel wezen, maar er zit geen vouw in.”

Op de terugweg heb ik bij V&D een broek met een vouw gekocht. Als die vouw er toe bijdraagt dat deze mevrouw de volgende keer wel luistert, dan koop ik een vouw in mijn broek.
Over alle denkbare zaken die kunnen afleiden heb ik wel ergens een anekdote.

Maar goed, terug naar waar het uiteindelijk om gaat: het verhaal (bba “de preek”)
Een preek is niet veel anders dan een zogenaamde tragikomedie - tragische en komische verhaalonderdelen die elkaar afwisselen; de lach en de traan die nooit ver bij elkaar vandaan zijn; een afspiegeling van het rauwe leven waarbij ieder mens zich in de maalstroom van de wisselwerking tussen die twee uiterste emoties bevindt. De preek kan en mag zich daar niet boven verheffen, of er onder gaan hangen maar moet op die werkelijkheid inspelen. Dat is immers de plek waar het leven zich afspeelt. Haakt het niet in op de plek waar de mens is, dan hebben we het over een academische vingeroefening die over de meeste hoofden in het publiek heengaat, een driekoppige morele vingerwijzing, een verkooppraatje en dergelijke fenomenen.

Heeft de meneer die mij aansprak een punt? Vlieg ik wel eens uit de bocht en heb ik de neiging om een zijspoor in te slaan waar even heerlijk gelachen wordt? En kan het dan zijn dat ik (bijna) het hoofdspoor uit het oog verlies en moeite kan hebben om terug te keren naar de draad? Ja.
Moet ik dat goed in de gaten houden? Ja

Ga ik dat ook doen? Wel, laat me dit erover zeggen. Terugkoppeling is essentieel voor een spreker omdat het gaat over het wezen van communiceren en het voortdurend aanscherpen van de vorm en inhoud. Als ik mezelf serieus neem, kan ik niets anders doen dan het ter harte nemen.

30 september 2017

Vaststellen en Vasthouden

Een paar kilometer uit de kust is Peter in een impulsieve bui uit de boot gestapt. In de verte had hij zijn vriend aan zien komen lopen, over het water. Een stoot van zelfvertrouwen en geloof wordt ergens van diep binnenin hem afgevuurd. Nee, hij hoeft er verder niet over na te denken. Zeker niet als zijn vriend hem toeroept dat het oké is; kom maar. Dus, lopen maar!

Even later ligt hij te watertrappelen. Puffend, hijgend en doortrappelend hoort hij nog wel de stemmetjes in zijn hoofd: “je kunt ook niets goed doen”, “denk nu eens een keer na voordat je zoiets stoms doet”, “ik had kunnen weten dat de zwaartekracht zou winnen”, “wat een modderfiguur sla ik weer”, “hellup” en “waar zijn mijn eieren”.

Als je twijfel en ongeloof googelt levert dit tal van hits op die verwijzen naar artikelen die de lezer zouden moeten helpen om met twijfel af te rekenen en te komen tot een plezierig 100% zeker en onwankelbaar geloof. Eén auteur komt met de briljante analogie van een mandje met eieren dat bedoeld is om 100 eieren te accommoderen. Houd het mandje dat wel? Is het wel stevig genoeg? Met als verwerkingsvraag: “welk ei, of welke eieren houd je achter?”

Het is verleidelijk en gemakkelijk om in te zoomen op twijfel. Het ligt ook voor de hand omdat het in het verhaal (Matteus 14:25-33) het thema is waar de lezer zich waarschijnlijk het meest mee identificeert. Met twijfel heeft iedereen ervaring. Het lopen over water levert wat minder kandidaten op.

In dit verhaal vinden we echter een detail dat wellicht belangrijker is. Jezus wacht niet totdat Peter zijn honderd eieren in het mandje heeft geregeld. Hij strekt zijn hand uit naar Petrus en grijpt hem vast. Vervolgens vraagt hij hem waarom hij is gaan twijfelen maar laat hem niet los en wacht ook niet op een antwoord. Die twijfel is een gegeven. Niemand heeft ooit 100 eieren in z’n geloofsmandje. De vaststelling dat God de mens vasthoudt temidden van alle twijfel, vragen en ongeloof is dunkt me een van de ankerpunten van het christelijke geloof. Rond dit ankerpunt drijven die eieren.

Twijfel is de vaststelling. Terwijl Hij vasthoudt.



27 september 2017

Leed te vreselijk voor woorden

Arme Job, wie kent hem niet? Hij spreekt al eeuwen tot de verbeelding en zou wel eens de vraag over hoe een alwetende en algoede God zich verhoudt tot het lijden in de wereld, van groepen mensen en individuen op z'n scherpst en diepst kunnen stellen.
Over deze theologische discussie gaat het nu even niet. Daar komen we sowieso niet uit omdat het mysterie te groot is en geen enkele theologie met een waterdicht antwoord kan komen. Ieder mogelijk antwoord leidt tot meer vragen.
Het gaat me om hoe de drie vrienden van Job, nadat zijn drama hen ter ore is gekomen, zich in eerste instantie opstellen.

James Jacques Joseph Tissot (French, 1836-1902) and Followers

Ze zitten samen in de huiskamer. De drie vrienden en Job. De ellende druipt van Job af en geen van de drie kan zeggen "ik weet wat je doormaakt en hoe je je voelt." Het is duidelijk dat het leed van Job geen vergelijking kent. Dus wat doe je om te troosten? Om woorden van bemoediging te spreken? Om hem uit de put te trekken?
Je houdt je mond en bent er gewoon.
Zeven dagen en nachten zitten ze daar. Niemand zegt iets want "zijn leed was te vreselijk voor woorden."
De drang die veel christenen (en niet christenen) voelen om iemand uit te put te praten is een groot drama: "Iemand moet toch iets zeggen, deze stilte moet doorbroken worden, het voelt te ongemakkelijk," waarbij de kans op nog grotere schade toeneemt.
Toch is het "er zijn" vaak het beste wat we hen die lijden kunnen bieden.
De jongens in de kamer hebben trouwens geen woorden en ze zijn stil, zeven dagen en zeven nachten. Uiteindelijk is het Job zelf die de stilte doorbreekt en er volgen zo'n veertig hoofdstukken vol met geweldige theologie waarin de drie, plus Job, een antwoord trachten te vinden op de vraag over de verhouding tussen God en het menselijk lijden. Het bijzondere aan het boek Job is dat we in de laatste hoofdstukken God zelf aan het woord krijgen; God die de theologie van alle vier de jongens bevraagt en een tipje des sluiers van het grote mysterie oplicht.  Geweldige materie! En nog meer vragen!
Ik moest de afgelopen dagen aan Job denken toen ik een vriend opzocht die aan diepe, allesverwoestende depressies lijdt en daar nu langzaam uit lijkt te geraken. Veel van zijn christenvrienden zijn afgehaakt omdat hij niet langer "goed gelooft," of  "de juiste keuzes maakt." Jammer. Ze konden niet stil zijn.
Samen zaten we afgelopen zondagavond op de bank in zijn huiskamer en keken zwijgend de IMAX film "Deep Sea." De andere ochtend, na een ontbijt bij McDonalds en op weg naar de luchthaven zei hij me hoe goed mijn bezoek hem had gedaan.
Soms is niets doen het mooiste wat we een ander kunnen bieden.

Niets doen.
Ik heb nog een lange weg te gaan.
Want
Je moet toch iets.

16 mei 2017

Vogel ontleden, God en geweld, wat nu?

NIEUWSBRIEF MEI

Het afgelopen weekend verzorgde ik een aantal studies vanuit de zogenaamde Bergrede voor de staf van het schepenwerk in Mosbach, Duitsland. In vier studies kom je niet heel veel verder dan een introductie; een poging om je te verplaatsten in de leef- en denkwereld van de
oorspronkelijke luisteraars en het loskomen van de gewoonte om in “Hoofdstuk en Vers” te lezen en te denken waarbij we voor elke denkbare vraag een oplossing via “de index” trachten te vinden. Dat ene vers, of dat ene woord zou dan het ultieme, gezaghebbende antwoord zijn. Leonard Sweet vergelijkt dat met het ontleden van een dode vogel in een pan terwijl de Bijbel een verhalenboek is waarbij het bestuderen van de vogel in zijn dynamische leefomgeving het uitgangspunt is.

De pauzes tussen de studies werden gebruikt om het verhaal van de Bergrede in het nog grotere verhaal te begrijpen.
In dat grotere verhaal kom je dilemma’s tegen die zich maar moeilijk op laten lossen; volkerenmoord en ander grenzeloos geweld, een bijna algehele uitroeiing van de mensheid, het testen van geloof door de bereidheid om een mensenoffer te brengen – het wordt allemaal toegeschreven aan God die daartoe de opdracht voor zou hebben gegeven. En hoe het het ook theologische wendt, of filosofisch keert; het laat zich maar moeilijk verzoenen met het beeld van een liefdevolle God die we in het Nieuwe Testament leren kennen. Pogingen daartoe komen uiteindelijk allemaal uit in een ondoordringbaar groot mysterie, of simplistische retoriek.

De week ervoor was ik
in Ecuador om de eerste week van een drie maanden durende training te geven. Tijdens zo’n week leg ik de theologische en filosofische basis voor de rest van die training: hoe past het verhaal van mijn leven in het grotere verhaal dat God aan het schrijven is? Voor de
meeste studenten is het voor het eerst dat ze leren om naar hun leven te kijken vanuit het perspectief van een groter verhaal en een grotere groep waar ze deel van uitmaken. Van mij krijgen ze maar bar weinig te horen over een vermeend individueel kosmische maatpak, dat God zou hebben voorbereid en allesomvattend is en waar men naarstig naar op zoek zou moeten zijn. Een goede studie over dit thema komt van de hand van Bruce K. Waltke die stelt dat die zoektocht in wezen een heidens denkbeeld is (Bruce K. Waltke, Finding the Will of God. A pagan notion?).

De maand dat we dertig jaar geleden bij OM begonnen te werken, ligt inmiddels achter ons. In al die jaren heb ik veel verschillende dingen mogen doen en was er sprake van een natuurlijke ontwikkeling en kwamen er uitdagingen op mijn weg waar ik van harte ja op kon zeggen. Enkele veranderingen in de huidige (internationale) organisatiestructuur waarbij de ideeën aangaande Human
Resource Services radicaal anders zijn hebben mij doen besluiten dat ik hierin niet mee kan gaan. De nieuwe benadering vraagt meer management en procesontwikkeling en -begeleiding: dat moet ik niet doen en ook niet willen. Ik heb dan ook besloten dat ik tot uiterlijk het eind van het jaar aanblijf in mijn huidige rol. Dit geeft de organisatie de tijd om een leider te zoeken die de juiste competenties en vaardigheden heeft om het nieuwe HR te ontwikkelen en leiden en het geeft mij de tijd om me te bezinnen op de vraag: wat nu? Mijn voorkeur is om bij OM te blijven. Ik geloof van harte in de visie en de missie en wil graag mijn steentje bijdragen om deze uit te voeren. Meer tijd hebben om te doen wat ik het liefst doe: spreken, preken en trainen staat boven aan mijn verlanglijst. Er is genoeg te doen dus zonder werk kom ik niet te zitten. De vraag waar een antwoord op gevonden moet worden is waar mijn plek is.

Het was alweer even geleden maar afgelopen maand hadden we onze vier kinderen tegelijk over de vloer. Daar moest op gedronken worden en dat moest worden vastgelegd. Martha en ik zijn bijzonder trots op ze. Ze hebben allemaal hun weg en draai gevonden en we genieten volop van hen en de kleinkinderen!



In onze nieuwsbrief van december maakte ik melding van een dreigend financieel tekort. Ik kan met een dankbaar hart zeggen dat we de persoonlijke financiële boeken met slechts twee puntjes in de min hebben kunnen sluiten.

Ander nieuws is dat een goede vriendin van ons het initiatief heeft genomen om een thuisfrontcommissie samen te stellen. Daarover de volgende keer meer! Ik ben er enthousiast over omdat ik nu een kleine groep mensen om me heen heb waaraan ik verantwoording afleg en die met me meedenkt. Da’s gewoon een gezond iets, dunkt me.

Dat was die dan.

28 februari 2017

De kapotte lamp van de dolle man

Na jarenlang uit de tweede, derde en nog verder afgelegen handen te hebben gehoord dat Nietzsche 125 jaar geleden God dood verklaarde besloot ik de bron zelf te raadplegen door "De Vrolijke Wetenschap"  (Friedrich Nietzsche, 1882) aan te schaffen. Ik heb een wantrouwen ontwikkelt tegen aanhalingen die zonder enige gene uit de oorspronkelijke context worden gerukt en van een nieuwe worden voorzien. Het wordt nog erger: In vele blogs ontbreken ook nog eens de bronverwijzingen waarmee de illusie gewekt wordt dat het hier om oorspronkelijk denken gaat.

Vraag vanaf het podium in een Evangelische kerk: "Wie zei: God is dood?" 
Vrijwel iedereen roept: "Nietzsche!"
Volgende vraag: "Wie heeft Nietzsche gelezen?"
Stilte... 
Een enkeling - zittend in het linkerblok, vlakbij de uitgang - roert zich.

De dolle man, die zich op klaarlichte dag met zijn brandende lantaarn een weg over de markt baant, op zoek naar God, slaat uiteindelijk de lantaarn kapot, verzuchtend dat God niet te vinden is; wij hebben Hem gedood. Het (korte) verhaal is onder andere hier te lezen.
Het is een kritiek op Nietzsche's tijd en met name de toestand van de kerk. De dolle man wordt opgevoerd als een profeet die iets ziet wat anderen (nog niet) zien. Het verwoordt echter ook Nietzsche's eigen ervaringen en keuzes met het geloof, dat hij in 1864 verloor (bron).

Nietzsche zag een wereld waarin de mens God niet meer nodig had; God was een constructie die de wijze Grieken hadden bedacht. De ontwikkelde mens zou God voorbijstreven.

Nu, 125 jaar verder, kunnen we concluderen dat het idee van God als gedachteconstructie weerbarstiger lijkt te zijn en zich niet zomaar laat verdrijven, of dat God meer is dan een gedachteconstructie en wellicht toch de schepper van hemel en aarde is die zich om Zijn schepping bekommert, zonder zich al te veel op te dringen en rustig het moment afwacht waarop de mens zich bereid verklaart om tot Hem terug te keren.

De groei van het christendom in China bijvoorbeeld, is ongekend en gaat het voorstellingsvermogen van velen te boven: ieder jaar besluiten vele miljoenen om Jezus Christus te gaan volgen (bron). De Chinese regering die decennialang gepoogd heeft de God is dood profetie in vervulling te doen gaan, kan niet langer om de christenen en hun God heen.
Op 3 december 2011 kopte de TROUW in de religie en filosofie bijlage: Niet de islam, maar wel het christendom groeit wereldwijd sneller dan alle andere godsdiensten. Dat blijkt uit een rapport van de International Bulletin of Missionary Research (IBMR). Elke dag zouden er wereldwijd 83.000 christenen bijkomen. Het aantal mensen dat zich niet wil binden aan een religieuze overtuiging neemt iedere dag met duizend af.

Nietzsche heeft zijn dolle man de lantaarn te snel kapot laten slaan.

Maar daarmee is niet alles gezegd. Nietzsche leefde in een tijdsgewricht waarin de westerse kerk domineerde en zich manifesteerde in alle hoeken en lagen van de samenleving: cultuur, politiek, handel, gezinsleven,... De macht die kerkleiders zich hadden toegemeten liet niet veel ruimte voor kritiek of verandering. En of die uitvoerende macht wel zo representatief was voor het karakter, het wezen en de liefde van God?
De (aan)klacht van Nietzsche moet in deze context worden gelezen, begrepen en gewaardeerd. De emancipatie van het christelijke geloof had niet plaats kunnen vinden en kan geen doorgang vinden zonder de stemmen van mannen en vrouwen zoals de tobber Nietzsche.

16 januari 2017

Man zoekt God

Man zoekt God:


Hij fluisterde:
God, spreek tot me.
Een leeuwerik zong;
hij hoorde het niet.

Hij sprak:
God, zeg toch iets.
Een storm raasde;
hij luisterde niet.

Hij riep:
God, laat U zien.
Een ster verscheen;
hij zag het niet.

Hij smeekte:
God, doe een wonder.
Een moeder baarde;
hij waardeerde het niet.

Hij schreeuwde:
God, raak me aan.
Een vlinder landde;
hij veegde haar terzijde…


…. en vervolgde boos zijn weg.

Oorspronkelijk een Engels stukje waarvan de auteur niet bekend is. Het beeld van God als de grote probleem oplosser lijkt stug verankerd in een universeel verwachtingspatroon van een God. De manifestatie van God beperkt zich echter niet tot 's-mensen ervaring en beleving. Het is breder, langer, dieper en op de minder gangbare plekken. Niet dat dit het mysterie eenvoudiger maakt....