29 januari 2020

Dah pastor is in dah House

Als je er even over nadenkt is het relatief nieuwe gebruik van de titel "senior pastor" of "lead pastor" op z'n minst eigenaardig te noemen. Het feit dat we in Nederland weer een Engels begrip omarmen, er groepen van gelovigen mee associëren en betreffende personen het op hun visitekaartje afdrukken, zou op z'n minst een fronsje op het gezicht van de gemiddelde gelovige moeten produceren zonder dat het nu meteen op de agenda gezet zou moeten worden. Waarom wordt alleen de pastor naar zijn baan vernoemd? Oké, natuurlijk is er de secretaris of secretaresse en misschien een Youth Pastor of een Hoofd van  iets. Maar waar het gaat om de gaven die Christus heeft gegeven (Ef. 4) en die samen als fundament van een plaatselijke kerk fungeren wordt alleen de "herder" betiteld. We vragen namelijk niet: is de junior profeet toevallig op kantoor aanwezig, of de interim apostel? Nee? Dan de hoofdevangelist misschien, of iemand anders met Senior in zijn/haar titel? O, alleen de junior herder is er? Dan bel ik later wel terug. Dahaag.

Waarschijnlijk heeft men gekozen voor pastor omdat 1) men dat in Amerika en Azie ook doet, dus zal het wel goed zijn en 2) het Nederlandse woord voor pastor te makkelijk associaties oproept met schapen. Pastor bekt lekkerder en verkoopt beter dan "herder", laat staan "oude herder" of "hoofdherder".
Of men het nu doet tijdens, postuum of nadat de pastor/voorganger/predikant zijn ambtstermijn heeft volgemaakt en zijn foto naast die van de vorige herder een plekje krijgt in het kerkgebouw, wat blijft staan is het mysterie van de opwaardering van die ene gave boven de andere gaven. Dat mysterie gaat overigens veel verder terug dan het gebruik van de titel pastor in onze moderne tijd.

Nu steeds meer kerken neigen naar een structuur die duidelijke parallellen vertoont met een bedrijf kan het zomaar zijn dat de pastor een manager blijkt te zijn. In statig pak of, in de hippere kerken, in spijkerbroek en overhemd los over de broek.
Helaas gaat de opwaardering van dat specifieke ambt gepaard met een onuitgesproken degradering van al het andere, hoewel ik de eerste nog tegen moet komen die dit volmondig zou erkennen. Niet dat de pastor daar schuldig aan is; het is inherent aan het systeem. Binnen dat systeem is ook het accent op wat men aanbidding is gaan noemen (vroeger heette dat gewoon samenzang) opgestuwd en heeft een prominente rol gekregen.
Het geheel lijkt wel wat af te drijven van het idee dat de kerk een gemeenschap is waarin alle leden van die gemeenschap bijdragen aan het welzijn, de groei, en de ontwikkeling van die gemeenschap.

Heb ik iets tegen pastors? Nee, daar zit ik niet zo mee. De kerk heeft herders nodig. En evangelisten. En leraars. En profeten en misschien zelfs apostelen. O wacht. Natuurlijk heeft de kerk die nodig. Alleen noemen we ze niet meer zo.

Ongeacht hoe we dingen noemen, welke titels we mensen en onszelf geven, de kerk blijft een groot mysterie waarbinnen men op elkaar en op God is aangewezen om er samen iets van te maken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten