Vervolg van vorige blog
Waar de moderne zichzelf serieus nemende kerk haar best doet om gevonden te worden, aantrekkelijk en vooral superrelevant te zijn, lijkt het erop dat de kerk dat in de eerste eeuwen vooral niet deed.
En toch groeien hè?
De grootste aantrekkingskracht van de kerk was het leven van de gelovigen zelf. Die waren anders en de enige reclame die de vroege kerk had. En niet eens vanuit een weldoordachte strategie of tactiek. Die mensen waren gewoon anders.
Als er al een aantrekkingkracht van de groep uitging was dat omdat deze een dwarsdoorsnede van de samenleving was. Rijk, arm, oud, jong, man, vrouw, kinderen; allemaal maakten ze er deel van uit. Dat was ongekend!
Wat we begrijpen uit de beschikbare documentatie - de boeken die de kerkvaders en toen levende geschiedschrijvers produceerden - is dat als iemand aangaf geinteresseerd te zijn in het volgen van Jezus deze persoon geacht werd deel te gaan uitmaken van een groep catechesanten. De nadruk in het leerproces lag niet op een of andere geclaimde zuivere leer maar op het gedrag; de zogenaamde habitas. Bovendien had je een sponsor nodig die de potentiele volgeling van Jezus kon aanbevelen. Pas als het gedrag van de bekeerling voldoende (tja, wie bepaalde dat dan weer?) was veranderd en de tijd had gehad om diep te kunnen wortelen, kwalificeerde men zich voor de doop. Daar kon soms jaren overheen gaan. En pas na die doop kon men zich aansluiten bij de kerk.De leidende gedachte achter dit proces was een eigenschap die toen werd toegeschreven als de belangrijkste eigenschap van God: Geduld.
Dat geduld was de houding waarmee men lijden onderging, met tegenslag omging en de dood tegemoetging, inclusief de marteldood en executie omwille van het volgen van Jezus.
Net zoals gist het meest effectief is als het voldoende tijd en ruimte krijgt (wachten!) was de gedachte dat Gods gistende werk in persoon en kerk, als vanzelf haar werk zou doen.
"Meneer de keizer, u wilt zich aansluiten bij de kerk van Jezus? Maar dat gaat zomaar niet! Eerst een poosje kattenbak en dan kijken we wel verder."
Tussen de 'bekering' van keizer Constantijn en zijn doop, zit een kleine 25 jaar. Vlak voor zijn dood in 337 werd hij gedoopt. Naar verluidt wachtte hij tot aan zijn sterven omdat hij dan minder gevaar liep om zijn ziel te vervuilen met zonde.
Gelukkig weten we nu hoe het allemaal anders en sneller kan. En zelfs beter.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten