Zo heb ik me voorgenomen om, voordat ik me in een gesprek tussen mensen in een voor mij onbekend gezelschap meng, dit keer de wijste van het stel te zijn. Dat kan gerealiseerd worden door vooral te zwijgen. Omdat ik door mijn werk veelvuldig mensen ontmoet die ik niet ken, heb ik voldoende gelegenheid om dat te oefenen. Uiteraard hoop ik dat die mensen niet na afloop van de uitwisseling van meningen, nieuwtjes, diepe en ondiepere zaken en vooral veel luchtige niemendalletjes denken dat ik verlegen ben, introvert of terzake onkundig: een mysterieuze rare kwibus die je niet kunt plaatsen. Om dat te voorkomen en omdat ik mezelf niet kan helpen, trek ik binnen de kortste keren mijn scheur open en ben daarna niet meer te houden.
Het is opnieuw mijn vriend Jakobus die meldt dat het gebrabbel van de tong te vergelijken is met een bit dat een paard aanstuurt en een klein roer dat een groot schip de wil oplegt. Ik sluit mijn ogen en zie het gebeuren; het roer een fractie naar links en het schip gehoorzaamt. O mocht ik toch zo wijs zijn dat ik dat giftige, rusteloze rode dingetje in bedwang kon houden.
Zwijgen is pijnlijker dan spreken. Spreken kent vooral pijn achteraf die het gevolg is van het ondoordachte, het overvloedige, het vaak hoge gehalte aan onbenulligheid en onbezonnenheid, spijt en schaamte.
- Wie nooit iets fouts zegt, is een volmaakt mens, iemand die zichzelf helemaal in bedwang heeft - (Jacobus 3)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten