Na de samenkomst doolde ik met mijn automatenkoffie nog wat rond tussen de druk met elkaar in gesprek zijnde gemeenteleden. Iemand prikte me met een vinger in mijn rug. Ik draaide me om en een semi-bejaarde meneer stelde vragend vast dat ik dus uit Rotterdam kwam. Een betere openingszin is moeilijk te bedenken. Mijn verse gespreksgenoot kwam daar dus ook vandaan, hoewel hij ten zuiden van de rivier woont. Da's toch anders.
Wat bracht hem hier? Komt u hier vaker?
"De Heer" en "nee," waren de antwoorden.
Mijn "wat bracht u hier, meneer" was de vraag waar hij blijkbaar op had zitten wachten.
Wat volgde was een verhaal van het uit twee kerken te zijn gezet en hoe de Heer hem vervolgens duidelijk had gemaakt dat de beste man uitverkoren was om privéonderwijs van de levende God te ontvangen; "zoals de Heer van aangezicht tot aangezicht met zijn dienstknecht Mozes sprak, zo spreekt hij ook met mij."
Ik realiseerde me meteen dat ik in bijzonder gezelschap verkeerde. Iemand die een directe verbinding met God heeft, daar moet je zuinig op zijn en heel goed naar luisteren. Het gehalte aan openbaring dat volgde viel me enigszins tegen. Wat ik kreeg was een relaas over de zuiverheid van de Statenvertaling en hoe God zich slechts openbaart middels de zuiverste vertaling. Juist ja.
Hoewel de Heer hem dus duidelijk had gemaakt dat hij in de dienst moest zijn waar ik die morgen toevallig sprak, werd me al snel duidelijk dat hij niet de opdracht had gekregen om naar de preek te luisteren. Anders had mijn verhaal over hoe de mens geneigd is om secundaire zaken gemakkelijk te promoveren tot primaire zaken om er vervolgens mee aan de haal te gaan om het tot kernpunt van een persoonlijk missie te maken, wellicht wat irritatie bij hem gewekt. Nee, het was helder dat het idee dat een vertaling, of het verliefd zijn op eigen kennis en interpretatie een afgod kon worden bij hem aan dovemansoren was gericht. Een kenmerk van dit soort lieden is dat ze slecht of niet langer naar anderen luisteren. De kerk kan een afgod worden, zo ook de liturgie, de samenzang, de eigen ervaring, een leider of predikant en ga zo maar door.
Omdat ik mensen zoals hierboven beschreven regelmatig tegenkom en spreek, houdt de vraag wat hen bezielt mij regelmatig bezig. Ik ben tot de voorzichtige conclusie komen dat, als ze verder normaal functioneren en er geen sprake is van enige chemische onbalans in de hersenen, de stellige, doch begoochelde ideeën een resultaat zijn van onzekerheid. De onzekere klampt zich redelijk gemakkelijk vast aan het vermeende zekere. Het geeft namelijk het houvast dat men buiten dat geloof mist.
Het geloof heeft met de wetenschap gemeen dat het steunt op dogma's, de fundamenten waarop de bouwstenen van de geloofsconstructie, of wetenschapsconstructie worden geplaatst die uiteindelijk tot een "logisch" geheel leiden.
Het idee dat taal en beeld (zie ook mijn vorige blog) slechts uitdrukkingen zijn van iets dat veel groter, dieper, onbegrijpelijker, en ondoorzichtiger is, gaat er bij sommigen niet in. Het vraagt echter niet al te veel verbeeldingskracht en redeneringsvermogen om in te zien dat beeld en taal altijd beperkt zijn in hun vermogen om dat diepere te vertalen. Vandaar dat we bijvoorbeeld zeggen: "woorden schieten tekort." Als het gevonden woord of het gecreëerde beeld wordt verabsoluteerd, is er sprake van een afgod.
Het wezen van geloof en wetenschap is dat ze nooit "uitgedogmaad" zijn. Dat is ook de schoonheid en aantrekkingskracht van zowel geloof als wetenschap. Dat wat we menen te weten dient voortdurend te worden blootgesteld aan de werkelijkheid en onderworpen aan tests. Dat is geen bedreiging en kan slechts leiden tot een treffender beeld of woord en een robuuster "weten,"
Ik wens mijn gespreksgenoot het allerbeste (en zo weinig mogelijk slachtoffers) toe en mijzelf meer geduld. Ja, ik verlies mijn geduld vrij snel. Helaas komt dat de zaak niet ten goede.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten