De mens in het
enige wezen dat in staat is om de kloof te herkennen tussen wat ze is en wat ze
kan zijn, of is bedoeld te zijn. De woorden die ik gebruik om de kant van de
kloof waar ik ben, te verbinden met de kant waar ik naar toe wil, worden
gekenmerkt door verlangens en intenties.
Wanneer ik luister naar gebeden komen daar relatief vaak zinnetjes in voor die
beginnen met Heer, geef dat…, Heer maak
mij (of ons)…, Heer, verander mij (of ons)…, Heer, meer…” Dat zijn gebeden vanuit de schaarste; het idee dat iets er wel is, maar niet in de mate zoals we deze voor ons zien of voor mogelijk houden.
Hierbij wordt erkend dat we 1) ergens zijn, en 2) onderweg maar nog niet gearriveerd zijn. In dezelfde zin verwoorden veel teksten van eigentijdse christelijke liederen deze schaarste.
Hierbij wordt erkend dat we 1) ergens zijn, en 2) onderweg maar nog niet gearriveerd zijn. In dezelfde zin verwoorden veel teksten van eigentijdse christelijke liederen deze schaarste.
Five Members of the Utrecht Brotherhood of
Jerusalem Pilgrims, c.1541 Jan Van Scorel
|
Mij spreekt
het beeld van een volgeling van Christus als pelgrim aan; altijd onderweg en
nooit gearriveerd. Het leven is de reis en de reis het avontuur.
De schaarste van de pelgrim is dat deze, met het beeld van de bestemming voor
ogen, nog niet is waar hij wezen wil. Zonder een besef van nog niet zijn waar
ik wezen wil, zou ik vervallen in genoegzaamheid. Het is juist de schaarste die
mij motiveert; mijn dagen, leven en werk betekenis en zin geeft.
Wat oude poëtische regels zeggen het treffend:
Wat oude poëtische regels zeggen het treffend:
Met lichte
zaken op de rug
trotseert de pelgrim d’ elementen.
Weer en wind altijd zijn deel,
't zit hem altijd voor of tegen.
Kuiert fier het ritme van de dag,
schuwt, noch zoekt de furie van morgen.
Biedt het hoofd aan ‘t kwaad vandaag,
met het beeld van ‘t eind voor ogen.
(Auteur onbekend. Oorspronkelijk zes coupletten maar vier ervan moeten als voorgoed verloren worden beschouwd)
met het beeld van ‘t eind voor ogen.
(Auteur onbekend. Oorspronkelijk zes coupletten maar vier ervan moeten als voorgoed verloren worden beschouwd)
Ik hoef niet zo nodig te gaan waar ik niet kan staan (zie vorige Blog). Ik hoef de regen niet te zoeken. Die komt vanzelf. En als het dan regent, moge dan de grote woorden die we zingen en bidden bewaarheid worden. Het “meer” ontvangen we niet voor de regen komt, maar in de hoosbui.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten