29 december 2017

Jonge christenen hoeven niet perse een pratende slang.

In 1926 werd ene dominee Johannes Gerardus Geelkerken door de synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland geschorst, en korte tijd later afgezet. Aanleiding was de vraag of de slang in het scheppingsverhaal letterlijk had gesproken. De “zaak” werd aangegrepen om een in feite diepere kwestie aan de kaak te stellen, die van de “kenleer”; wat kunnen wij werkelijk kennen? Binnen de voortdurend in beweging zijnde theologie zocht de een soelaas bij een meer op de ervaring gerichte geloofspraktijk terwijl de ander, en dan kon heel goed je buurman zijn,  zich krampachtig vasthield aan de letterlijke interpretatie van de Bijbel. Deze kwestie sudderde al langer dan tien jaar en het was wachten op de eruptie. De kwestie Geelkerken bracht deze bubbelende laag tot ontbranding.[1]


Geelkerken’s afzetting trok diepe sporen in kerkelijke Nederland. Een kerkscheuring was het gevolg en predikanten voelden zich gedwongen om positie te kiezen met alle verdere gevolgen van dien[2].
Als je de correspondentie tussen de Classis en Geelkerken leest, is het duidelijk dat men ook toen al deed aan semantiek en dat er in feite helemaal niet zoveel aan de hand was. Men maakte het groter dan het was; een typische geval van riooljournalistiek. In zijn verweer schrijft Geelkerken onder andere:

Trots de uitweidingen Uwer memorie begrijp ik nog altijd niet, waarom Uwe vergadering tegenover mij de kwestie der „historische inkleeding” aan de orde stelde. Reeds in mijn preek-coupure zeide ik zoo beslist: „Vast staat, dat wij in Gen. 3 de goddelijke bekendmaking hebben van een historisch feit, het feit van den zondeval.” Hoe is het dan ter wereld mogelijk — bovendien nog na mijn vorig antwoord — dat Uwe vergadering er nog niet zeker van is, dat ik volstrekt niet van gevoelen ben, „dat er verschil van meening mag bestaan of wij bij Genesis 3 hebben te denken aan historie of aan historische inkleeding.”

Onlangs las ik het verhaal rondom Geelkerken en begon me af te vragen hoeveel gelovigen er op staan dat het verhaal van Eva en de slang letterlijk heeft plaatsgevonden zoals beschreven in Genesis 3. Mijn hypothese (veronderstelling)  was dat ik geloof dat met name de jongere generatie gelovigen comfortabeler is met een het idee dat het verhaal een metafoor is, net als een blik waarin je de koffie bewaard. Daarbij gaat het om de koffie waarbij het blik bijzaak is (dat had ook iets van Tupperware kunnen zijn). De reacties in mijn omgeving waren vooral van “nou, ik weet het nog zo net niet.”

Ik kon er nog wel van slapen maar besloot het toch maar eens te vragen. Zodoende dit mini onderzoekje. Om een nauwkeurig idee te krijgen zo groter en uitgebreider onderzoek gedaan moeten worden. Mijn onderzoekje beoogt niet meer dan enkele brede, ruwe penseelstreken in pastel neer te zetten en dan ook nog eens binnen een voornamelijk Nederlandse setting.
In hoeverre het loslaten van een letterlijke interpretatie van het verhaal in Genesis drie gevolgen heeft de (persoonlijke) geloofsbeleving weet ik niet en meet ik niet. Ik ken wel de onmiddellijke reactie van sommige “letterlijken” die zullen zeggen dat het niet geloven in Genesis drie als een feitelijke, historische en letterlijke gebeurtenis het begin van het eind van iemands geloof is, als het al niet het onmiddellijke einde is: “dan kun je alles wel schrappen.”

335 mensen hebben de vragenlijst ingevuld. Het merendeel uit Nederland. Zoals eerder gezegd moet er voorzichtig met de resultaten worden omgegaan omdat het representatieve gehalte niet optimaal is. Via Facebook heb ik mensen (vrienden) opgeroepen om deel te nemen en verzocht om het te delen (want eigenlijk niet of nauwelijks is gebeurd. Snap ik, zou ik zelf ook niet doen). De respondenten komen dus uit mijn vriendengroep en uit vrienden van vrienden.

Wat vooral opvalt is dat de jongere generatie (15-25 jaar) comfortabeler lijkt te zijn met een niet letterlijke interpretatie dan de ouderen (38% van hen gelooft in een letterlijke interpretatie tegen 50% van de 26-40 jarigen en 63% van de 41 tot 60 jarigen).

Hieronder twee eenvoudige tabellen. Als je interesse hebt om de gehele spreadsheet te lezen en te interpreteren, klik dan hier om deze te downloaden (csv format).



Ik wilde dus wat meten. Dus ging meten. Het navigeren tussen enerzijds de letterlijk historische interpretatie van de  Bijbel en anderzijds het reduceren ervan tot een opsomming van aardige levenswijsheden en richtlijnen is de taak die volgelingen van Christus is gegeven. Extremen zijn er altijd geweest en zullen er altijd blijven. Vaak zijn die extremen niets meer dan een angstvallig vasthouden aan iets wat we tastbaar en meetbaar willen maken. Het probleem is dat het geloof zich zo moeilijk laat vastpakken. Of zoals Thomas Halik het schrijft:

… wie van ons heeft de moed om zichzelf bloot te stellen aan een God die zich voortdurend onttrekt aan het beeld dat we van hem hebben, waardoor Hij ons dwingt onze meningen over de wereld en onszelf te blijven aanpassen? Geen wonder dat mensen liever  steeds nieuwe  afgoden fabriceren (vroeger van metaal en hout, vandaag uit ideeën en beelden) van wie zij tenminste  weten waar ze met hen aan toe zijn en wat ze van hen kunnen verwachten.

Thomas Halik, Ik wil dat jij bent; Utrecht, Boekencentrum, 2017, 25.

Wordt vervolgd.


2 opmerkingen:

  1. Hoezo een God die zich ontrekt van ons beeld? ik denk eerder andersom, dat wij niet te spreken zijn over hoe hij in Jezus naar ons toe komt en dat wij daarom naarstig op zoek gaan naar afgodsbeelden.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Een vraag die aan het onderzoek vooraf gesteld had moeten worden is: wat versta je onder een letterlijke interpretatie?

    BeantwoordenVerwijderen