“De God waarin jij gelooft, is niet de God van de Bijbel;” een
conclusie die je zou verwachten van iemand die de Bijbel als Godsopenbaring
beschouwt in gesprek met iemand die God ziet als de vader of moeder van een
selecte groep bomenknuffelaars, dolfijnenfluisteraars of boerenkaas liefhebbers.
Je zou zo’n oordeel niet verwachten van iemand die in gesprek is met een ander
iemand die nota bene tot dezelfde geloofsbloedgroep behoort. Alleen maar omdat
(in dit geval) de een er andere visie op genezing op nahoudt dan de ander. Het gebeurt
en zal helaas blijven gebeuren. Er zijn volgelingen van Christus die hun
medevolgelingen het licht in de ogen nauwelijks gunnen.
Bron: |
Het “probleem” met het geloof is dat het is wat het zegt: “geloof”.
Het omgeeft zich met nevelen van abstractie en interpretatie. Om het toch te
kunnen verankeren in iets wat houvast biedt hebben we zogenaamde dogma’s. Die
dogma’s kaderen het geloof in zodat we er nog wat wijs uit kunnen. Deze ankers
worden vastgeklampt en zijn de inzet voor wat we kennen als geloofsstrijd. Ik
denk wel eens dat hoe onzekerder de gelovige is, hoe krampachtiger de vastklamping is.
De geloofsreis die we persoonlijk en collectief afleggen is
eindeloos. Dat moet mijns inziens worden erkend. Op het moment dat ik me ga
gedragen alsof ik er al ben en het allemaal weet, hoe onprettiger ik word in de
omgang en dialoog. Dat laatste wordt namelijk een monoloog. Een echt gesprek
kan dan niet meer plaatsvinden.
Bron: |
In de kringen waarin ik me doorgaans ophoud is vaak te horen
dat het oordeel niet aan ons is, maar aan God. In de praktijk kom ik echter
heel wat hobbyrechters tegen die zich aardig hebben weten te specialiseren in
civiel-, bestuurs-, en strafrecht.
Als God liefhebben en onze
naaste als onszelf inderdaad het overstijgende Bijbelse thema is (zoals
Jezus de wet samenvat) dan zou dit een dogma moeten zijn waar christenen in de
praktijk in uitblinken. Gelukkig zie ik dit om me heen gebeuren. Als de genade
die God ons geeft in Jezus Christus mijn hart diep raakt kan ik onmogelijk nog
een oordeel vellen zoals in de eerste regel verwoord.
Samen (zie vorige Blog) zongen we het bekende lied “Genade
zo oneindig groot dat ik, die ’t niet verdien, het leven vond, want ik was dood,
was blind maar nu kan ‘k zien.” Ik kan het niet helpen maar telkens als ik dit
lied hoor of zing, tranen van diep binnen in me opwellen. Ik kijk om me heen en
zie mensen die zo anders zijn, anders denken en doen, maar allemaal door God
geliefd zijn; God die liefheeft zonder te discrimineren. Dat wil ik ook.
dank u voor dit stuk waarin ik eens mocht thuiskomen zonder fijngekauwd of wat dan ook te moeten zijn.
BeantwoordenVerwijderenDeze reactie is verwijderd door een blogbeheerder.
BeantwoordenVerwijderen