Acht november 2015
Zo tegen tienen rijd ik het plaatsje Buxton binnen, zet de
auto stil en druk het rechterraam open. Zoals verwacht hoor ik ergens klokken
luiden, een wekelijks terugkerend pogen om de slapende dorpelingen te verleiden
zich ter kerke te begeven. Aangezien ik al wakker, en in Buxton ben, laat ik me deze ochtend
verleiden. Sterker, ik ben met dat uitdrukkelijke doel naar Buxton gereden.
De (Anglicaanse) kerk blijkt Saint Peter’sFairfield te zijn en ik volg een groepje bejaarden die zich langs voor
altoos zwijgende, want begraven, vroegere kerkgangers een weg naar de voordeur
schuifelen.
Binnen tref ik een kleine dertigtal 70-plussers, één jonger
echtpaar van in de zestig en een nog jonger echtpaar met twee kinderen aan. Het
orgel speelt zachtjes een eeuwenoud gezang terwijl achterin het veertien koppige
koor in witte gewaden de laatste weerbarstige plooien in voorkeurspositie
dwingt. De kerklokken verstommen, wat voor de aanwezigen het signaal is om het
geroezemoes te staken en een gepast
gedragen houding aan te nemen. In processie begeeft het koor zich naar de hun toegewezen
plaats: links en rechts van het altaar, dat aldoor zichtbaar is en in het uur
dat volgt knikjes krijgt van iedereen die ook maar iets doet of zegt in de bijeenkomst. Buiten, achter de eeuwenoude glas-in-lood ramen en metersdikke muren, blaft een hond en blijft dat doen.
Behalve de preek weet ik precies wat er gezegd gaat worden
door de dominee en de aanwezigen. Het script heb ik al gekregen en in twee
minuten gelezen. Sterk liturgisch en bevat voor de routiniers geen enkele
verrassing. Het is voorspelbaar en traditioneel. Mocht een van de vroegere
kerkleden, die om de kerk heen begraven liggen, de euvele moed hebben om uit
het graf op te staan en besluiten om als eerste daad een kerkdienst mee te
maken; hij of zij zou zonder enige moeite aanhaken, alsof de tijd heeft stilgestaan.
Ik geniet. Maar waarom? Alles wat ik in de vorige drie
alinea’s schreef zou eerder aanleiding kunnen zijn om gek gillend te maken dat
ik wegkom.
Waar de evangelische wereld zich bij voorkeur druk maakt om de
individuele geloofsbeleving en opteert voor een vrij waaiende Geest van God
(die van ons toestemming krijgt om Zijn werk vrijelijk te doen) staat hier het
collectief meer centraal; God en ons, God en de wereld, God en de kerk waarbij
het kruis en het altaar letterlijk zichtbaar zijn en waarop voortdurend wordt
gewezen (al die aandacht op Christus zou zowaar kunnen gaan irriteren).
We vieren avondmaal, zingen mijn favoriete lied AmazingGrace en bidden het Onze Vader. Ook al ken ik geen mens in deze kerk; ik voel
me helemaal met deze mensen verbonden. ‘t Is familie.
De preek kan ik me niet herinneren. Wel dat het bijzonder vaag was en minder dan tien minuten duurde. Was niet zo heel erg. Ook weer een belangrijk verschil. In de Evangelische kerk staat de preek centraal; de dienst wordt opgebouwd rondom de verkondiging. In deze kerk is de heel de dienst het Woord. Alles wat gesproken word is Woord. Sommigen zullen dat benauwend vinden; voor mij werkt het bevrijdend.
De preek kan ik me niet herinneren. Wel dat het bijzonder vaag was en minder dan tien minuten duurde. Was niet zo heel erg. Ook weer een belangrijk verschil. In de Evangelische kerk staat de preek centraal; de dienst wordt opgebouwd rondom de verkondiging. In deze kerk is de heel de dienst het Woord. Alles wat gesproken word is Woord. Sommigen zullen dat benauwend vinden; voor mij werkt het bevrijdend.
Uiteindelijk vertrek ik als laatste voordat de koster de
deuren sluit.
Terug in de auto zet ik de binnenspiegel recht en zie mijn spiegelbeeld.
Ik realiseer me dat ik meer grijze haren heb dan dat ik dacht of wenste en zie in mijn ooghoek de tientallen grijze grafstenen. Ik schud de nare
gedachte van me af en rijd het heuvellandschap van Derbyshire in. Stilletjes
bid ik het Onze Vader nog een keer.