Het idee dat God spijt van iets zou kunnen hebben gaat er bij de meeste gelovigen niet in. Nadat Hij in eerste instantie met goedkeuring keek op Zijn scheppingswerk gaat het fout als de mens zijn autonomie opeist en Zijn eerste en enige gebod overtreedt. De reactie van God daarop is dat het hem spijt en pijn doet dat Hij de mens gemaakt heeft. Zijn besluit om de mens compleet van Zijn schepping weg te vagen vindt vervolgens geen doorgang omdat Hij toch nog een rechtvaardig mens aantreft (Noach). Aldus het verhaal in Genesis 6. Als je hierover vragen stelt komen er steevast de vastgeklonken antwoorden dat het een "wijze van spreken is" want hoe zou God in Zijn alwetendheid ergens spijt van kunnen hebben. De mogelijkheid dat Hij het niet had aan zien komen doet de rechtgeaarde gelovige helemaal op de grondvesten trillen. De vrijwel platte, menselijke weergave van reacties en emoties op dit drama wordt te vaak opgepoetst tot een geestelijke exercitie. Daar heb ik toch wel wat moeite mee omdat je vervolgens alle passages in het Oude Testament die ook maar een mogelijke verwijzing in zich hebben naar een God die op onverwachte wendingen stuit, van gedachten verandert of Zijn plan bijstelt, met dezelfde lap in de bestaande dogma's moet zien te poetsen.
De enige escape die ik kan bedenken is dat al deze verwijzingen in een veel groter verhaal passen. Dat is dan het grote verhaal van God die van het begin der schepping slechts een wens kent en dat is dat alle volkeren Hem vrijwillig erkennen als hoogste autoriteit en Hem met diezelfde vrijwilligheid loven (Psalm 67). Vervolgens verhaalt de Bijbel dan hoe die wens tot vervulling komt waarbij de centraliteit van Christus een onbetwistbare plaats inneemt.
De studenten die deze week les van mij krijgen vormen geen uitzondering op de verwachte en stereotiepe reactie die je wereldwijd aantreft. De bekende dogma's vlogen door de zaal. De poetslap, evenals de dogma's, zijn universeel. Het lijkt onmogelijk te geloven in een God die bij tijd en wijle voor aangename en onaangename verrassingen komt te staan.
Ja, het is een lastig dilemma en nee, de theologie heeft daar nooit een voldoende antwoord op kunnen geven zonder zich te bezondigen aan het construeren van paradoxen en kunstige formules.
Mijn uitdaging aan de studenten was om zich nooit te verschuilen achter de breed geaccepteerde dogma's van de alomtegenwoordigheid, alwetendheid en onveranderlijkheid van God, maar altijd te willen blijven verkennen en onderzoeken. De studenten beloofden plechtig zich hieraan niet te bezondigen.
Goede korte blog, die uitnodigt tot gesprek. Opmerkelijk m.b.t. dit onderwerp is dat de discussie rondom 'Open Theïsm' in Nederland eigenlijk niet op k/werkvloer plaatsvindt. Mensen als Boyd en Pinnock hebben hieromtrent veel interessants te melden. Niet omdat het 'leuke' theologie oplevert, maar juist omdat de praktische implicaties en consequenties zo groot (kunnen) zijn. Hulde voor het bespreken van dit onderwerp!
BeantwoordenVerwijderenwillem
Volg ik deze redenering, dan is de uitspraak "God is GEEN man, dat Hij liegen zou; of een mensenkind, dat Hij berouw zou hebben" (Num.23:19) dus bij wijze van spreken? Of als de Bijbel over God zegt "Hij kent GEEN berouw; want Hij is geen mens, dat Hij berouw zou hebben" dan is dat mensvormig? Is dit niet bizar, want wat is Jan den Ouden nu opgeschoten met zijn kennelijke aversie tegen de stijlfiguur van het anthropomorfisme? Want OF dat God berouw heeft is bij wijze van spreken OF dat Hij géén berouw is bij wijze van spreken. Beiden kunnen niet letterlijk waar zijn.
BeantwoordenVerwijderenIk begrijp uit André's reactie dat hij een keuze maakt om wel te geloven dat God overeenkomstig Num. 23 geen berouw kan en zal hebben en vervolgens een interpretatie aan Genesis 6 zal toe moeten dichten om het daar genoemde berouw weg te redeneren; een van de twee is niet letterlijk in André's redenering.
BeantwoordenVerwijderenEn dat is nu juist het dilemma dat zich niet alleen hier voordoet maar op meerdere plaatsen. Ik kan ermee leven, het doet niets af aan mijn geloof. Waar ik me aan stoor is dat te gemakkelijk met vaak kunstig gevonden constructies er net wordt gedaan alsof er niets aan de hand is. Als we het dan toch over anthropoformismes hebben; pas dat dan bij voorkeur consequent toe; Zowel op Genesis 6 als ook op Numeri 23 van toepassing.
Jan, waar ik me aan stoor is het gemak waarmee je twee uitspraken die onmogelijk beiden létterlijk waar kunnen zijn, zegt wél beiden letterlijk te nemen. Dat kán niet, tenzij beide uitspraken NIETS meer betekenen. Want ze neutraliseren elkaar. Ik kan me voorstellen dat je gelooft dat God letterlijk berouw heeft. Maar ik kan me níet voorstellen dat je tegelijkertijd net zó gelooft dat God géén berouw heeft.
BeantwoordenVerwijderenTrouwens, dat maak ik ook uit de toonzetting van je betoog op. Want wie gelooft dat God letterlijk geen berouw heeft, bezondigt zich volgens jou "aan het construeren van paradoxen en kunstige formules" en je spreekt van "de poetslap" van "bekende dogma's". Daarmee maak je m.i. duidelijk naar welk antropomorfisme (lees: God heeft bij wijze van spreken geen berouw) jij overhelt.