Interessant dat hier de verbinding tussen het verbond tussen de mens en God en de verhouding tot de ander wordt gelegd.
Als het zout voor de verbinding tussen het hart en God staat (zie ook Leviticus 2:13); een verbond van wederzijdse toewijding, dan is de praktische uitwerking daarvan terug te zien in de relatie tot de medemens.
Als we de vrede onder elkaar niet bewaren - hetgeen vraagt om een actieve inspanning - dan verliest het zout zijn kracht.
De dienst aan God of, de toewijding aan Hem, is van nul en generlei waarde als er van mijn kant niets wordt gedaan om de vrede met allen te bewaren. Zulk een godsdienst is leeg en betekenisloos. De "als het tussen God en mij maar goed zit" is een loze kreet als ik tegelijkertijd in onmin leef met mijn medemens. In het huidige tijdsgewricht waarin de mens het zelf, en daarmee het eigen gelijk, tot god heeft verheven toont juist de volgeling van Christus een beweging weg van die hoog verheven zelftroon: naar de ander toe. Het eigen gelijk wordt geofferd ten gunste van de vrede Gods die alle verstand te boven gaat