Hoe coaching een bijdrage kan leveren in het evalueren en doordenken van de opdracht om leerlingen van Jezus te maken.
Een groep volgelingen van Christus die
regelmatig bij elkaar komt, laten we het "kerk"(*) noemen, ziet zich vroeger of
later en bij herhaling geconfronteerd met de vraag hoe ze de opdracht van Christus aan zijn
discipelen om "de wereld in te gaan en alle volken tot zijn leerlingen te maken" handen en voeten geeft. De kerk
neemt deze opdracht serieus omdat ze begrijpt dat God zichzelf door die kerk
aan de wereld bekend wil maken. Sommige kerken dragen een jaarlijks quotum af
dat vervolgens door een overkoepelend orgaan wordt aangewend om activiteiten
rondom de uitvoering van deze opdracht te bekostigen. Vrijwel alle kerken
halen de opdracht dichter naar zich toe zodat deze een “gezicht” krijgt. De
betrokkenheid tussen de kerkleden en de “uitgezondene” zou daarmee vergroot
worden.
De termen "zending en evangelisatie" worden over
het algemeen gebruikt om deze naar buiten toe gerichte activiteiten te duiden.
Een kerk heeft een zendingsbeleid en over het algemeen ook een zendingsbudget.
Sommige kerken kennen een vastgesteld percentage van de opbrengsten uit
collectes aan deze begroting toe. Anderen kiezen voor een lossere ad hoc
benadering. Regelmatige en incidentele speciale collectes vullen de begroting
aan of worden aangewend om een acute nood te helpen lenigen.
Omdat deze "uitgezondenen en evangelisten" voor hun
levensonderhoud doorgaans afhankelijk zijn van de vrijgevigheid van
geloofsgenoten of de kerk als collectief is de ondersteuning van deze werkers een belangrijke
kostenpost. Maar wat onderscheidt de gelovige die "apart is gezet om het werk
van de Heer te doen" nu van de kerkleden John en Anita die tegen betaling van
een keurig salaris een overeengekomen aantal uren per week een tegenprestatie
leveren en daarbij hun "eigen" werk doen? Als de gelovigen Zijn getuigen zijn en de opdracht om leerlingen van
Christus te maken aan de kerk is gegeven kan het niet bestaan dat de uitvoering
ervan exclusief aan hen die "apart zijn gezet" wordt toevertrouwd of uitbesteed. De opdracht,
gegeven aan de kerk, betreft dan ook de gehele kerk.
Maar hoe doe je dat? Bestaat dat wel, een kerk
die als geheel de opdracht van Christus omarmt waarbij ieder afzonderlijk lid
een duidelijke plek inneemt?
Vragen zoals:
- Is het niet eens tijd om ons huidige zendingsbeleid tegen het licht te houden en zo nodig herzien?
- Hoe betrekken we de hele kerk bij de uitvoering van de opdracht om leerlingen van Christus te maken?
- Wat is de plaats van "de zending" in plaats en betekenis van de kerk?
- Moeten we onderscheid maken tussen plaatselijk en wereldwijd werk?
- Hoe staat het met de relatie tussen onze kerk en de zendingsorganisatie(s) waar onze leden bij terecht zijn gekomen?
Zomaar een aantal vragen waarbij een extra
paar ogen van groot nut zouden kunnen zijn.
De coach gaat een traject met de kerk in met
als doel tot een doordachte benadering en praktijk, inclusief actieplan
betreffende de leerlingen makende opdtracht te komen.
Uitgangspunt is altijd de vragen die leven in
de kerk. De agenda van de coach wordt door de kerk bepaald!
- Kennismakings- en oriëntatiegesprek waarbij de vragen die leven in kaart worden gebracht.
- De coach doet een voorstel voor een tijdspad en stappenplan, inclusief het op papier zetten van wederzijdse verwachtingen en verantwoordelijkheden gedurende het proces.
- De coach navigeert de betrokkenen door het stappenplan.
- De coach blijft voor een afgesproken periode beschikbaar voor advies, als klankbord en kan betrokken worden bij voortgangsevaluaties.
Wat moet ik me voorstellen bij het werk van een coach?
De oudsten van “Evangelische Gemeente de Proppenbuis” willen graag de gemeente meenemen in een proces waarbij de opdracht om leerlingen van Christus te maken het hart van de gemeente is. De 250 leden ondersteunen samen vier echtparen, twee alleengaanden en regelmatig vertrekken jongeren om een DTS van Jeugd met een Opdracht te doen, een MDT van Operatie Mobilisatie of andere programma's die bij menen te dragen aan de uitvoering van de opdracht tot het maken van Christus leerlingen. Eén echtpaar zit al 40 jaar “op het veld” en vrijwel niemand in de kerk kent de beste man en/of vrouw nog. De gemeente blijft hen uit een moreel plichtsgevoel ondersteunen. Regelmatig stellen leden hierover vragen en het antwoord troebel.
Tijdens het kennismakingsgesprek helpt de coach onderscheid maken tussen twee zaken. Ten eerste is er het verlangen van de kerkleiding om "zending" in het hart van de gemeente te zien. Het tweede vraagstuk is die van de relatie met bestaande zendelingen. Besloten wordt om te focussen op vraagstuk 1. Er bestaat een grote kans dat gedurende het proces een benadering van het tweede vraagstuk zich vanzelf aandient.Ook wordt tijdens het gesprek duidelijk dat de oudsten allemaal een ander idee en beeld hebben bij "zending". Helder is dat als we de gemeente mee willen nemen in een proces we met elkaar vanaf eenzelfde uitgangspositie zullen moeten werken. Actiepunt één is dan ook om met elkaar tot overeenstemming te komen welk plaatje we gaan gebruiken.
Een zorg, door enkele leiders geuit, is dat er een te grote afstand lijkt te zijn tussen de apart gezette werkers die ver weg en full time aan de slag zijn enerzijds, en het hard werkende, carrière makende gemeentelid, terwijl de opdracht toch de hele kerk aangaat?
De leiders krijgen de opdracht mee om onder woorden te brengen wat zij denken dat een realistische doel is en wat ze zich voorstellen bij "zending het hart van de kerk"; hoe ziet zo’n kerk eruit? Hoe gedragen kerkleden zich? Hoe ziet de zondagsdienst eruit? De begroting?
Tijdens een tweede gesprek wordt helder dat er onder de kerkleiding best wel verschillende ideeën leven die soms ver uit elkaar staan. De coach zal met een voorstel komen waarbij men aan de slag gaat met een overeengekomen definitie. Interactie vindt tussentijds plaats via de mail en we lijken al snel tot een gemeenschappelijk beeld en taalgebruik te komen. De coach doet een voorstel voor een traject dat de verschillende disciplines van het kerkleven omvat.
Bestaande
relaties met zendingswerkers
Een apart hoofdstuk is hoe de kerk op een
gezonde manier kan omgaan met bestaande relaties met de verschillende werkers. Hierin kan
coaching ook helpen om perspectief te creëren waarbij de bestaande praktijk en
filosofie aangaande het uitzenden en onderhouden van relaties met de werker
tegen het licht wordt gehouden en zo nodig bijgesteld of herzien.
Bij het uitzenden van werkers via een
organisatie is het niet vanzelfsprekend dat alle partijen helder voor ogen hebben
hoe de verschillende partijen zich tot elkaar verhouden. Er zijn uitgesproken
en onuitgesproken verwachtingen die niet of slechts in zekere mate
uitkomen. De kerk kan er zomaar van uitgaan dat, omdat de werkers een
contract aangaan met de organisatie, deze organisatie garant staat voor het
nakomen van verplichtingen zoals deze bij wet geregeld zijn en andere zaken
zoals interne opleiding, persoonlijker en professionele ontwikkeling en, niet
geheel onbelangrijk, voorziet in de juiste zorg die een optimaal functioneren
beoogt.
De werker heeft aan verplichtingen en
verwachtingen naar zowel de zendende kerk en de organisatie te voldoen. De
zendende kerk delegeert haar aandeel vaak aan een thuisfrontteam dat de meest
voor de hand liggende taken binnen dat team verdeelt en de vinger aan de pols
houdt met betrekking tot financiën, gebed, morele steun en communicatie.
Omdat de werker een arbeidsovereenkomst met de
organisatie heeft, nemen kerken gewoonlijk wat afstand als het om jaarlijkse
evaluaties, proeftermijnen en duur van het contract gaat. De kerk die veelal
als sponsor fungeert (veel organisatie eisen dat de werker een officiële
zendende kerk achter zich heeft staan) voelt die afstand best wel maar stelt
niet al te veel vragen. De verhouding kerk, werker en organisatie bestaat bij
gratie van het vertrouwen dat men in elkaar heeft.
De werker bevindt zich veelal in een soort
schemergebied. Zij weet zich door God geroepen en wil slechts Hem gehoorzamen.
De kerk bevestigt door te zenden, de organisatie bevestigt door te faciliteren
en de werker koppelt regelmatig aan betrokken partijen terug om verantwoording
af te leggen van het werk dat zij, bij de gratie en overeenkomstig de roeping
Gods, mag doen. De veelal positieve rapportage van de werker kan niets anders
dan een groen licht opleveren: ga zo door.
Deze verdeling van “macht” over meerdere
partijen: kerk, organisatie, TFT, en werker (ja, ook de werker heeft macht want
heeft immers de roepingskaart in handen), resulteert in het eerdergenoemde schemergebied. Dat schemergebied is het gevolg van onduidelijke grenzen en
wederzijdse verwachtingen, aannames en het onvoldoende zicht hebben op wat de
werker doet waarbij meetinstrumenten om blijvende effectiviteit te “meten”
categorisch ontbreken. Hoewel het vertrouwen in de werker groot is, kan de
werker in zeker zin deels oplossen en zelfs comfortabel leven in die schemer:
- De kerk neemt aan dat de organisatie haar werk doet. Is die aanname juist? Heeft de kerk een helder zicht op wat "haar werk" is en eventuele hiaten vast kunnen stellen?
- De beslissing om het veld te verlaten of te blijven ligt vrijwel altijd bij de werker. Heeft dat de voorkeur of moet de kerk hierin een duidelijker stem hebben? Of is het iets tussen de werker en de organisatie.
- De kerk ondersteunt een werker die al 30 of 40 jaar uitgezonden is. Vrijwel niemand van de huidige generatie kerkleden kent de werker. Ook zijn er toentertijd geen duidelijke afspraken gemaakt betreffende termijnen en evaluaties. Wanneer is de werker klaar, of de kerk "klaar met zenden"? Is deze situatie waarin het gevoel bestaat "tot elkaar veroordeeld te zijn" wenselijk?
- De organisatie heeft geen duidelijk beleid en proces met betrekking tot het "ontslaan" van werkers. De werker voldoet niet maar kan niet worden ontslagen omdat er in veel gevallen wettelijk onvoldoende reden voor ontslag bestaat.
Deze en andere vragen geven weer waar veel
kerken mee worstelen, zonder een uitweg te zien, of een helder beeld te hebben
van hoe een actieplan eruit zou kunnen zien dat erop gericht is om de relatie
werker, kerk, organisatie en TFT optimaal te zien functioneren: Heldere
afspraken en uitgesproken verwachtingen waarbij regelmatige evaluaties een
cruciaal rol spelen en er aandacht wordt gegeven aan het zodanig investeren in
de werker dat deze bij terugkomst niet wereldvreemd is geworden maar haar
ervaring, expertise en training zodanig heeft weten vorm te geven dat er
aansluiting is met de wereld buiten de organisatie.
Jan werkt sinds 1987 voor Operatie Mobilisatie in verschillende capaciteiten zoals promotie en rekrutering, zorg en HR services tot aan executive internationaal leiderschap. Gedurende zeven jaar maakte hij (part time) als oudste deel uit van het leiderschapsteam van een Evangelische Gemeente in Rotterdam. De afgelopen tien jaar is hij zich meer gaan specialiseren in Coaching en Mentoring en geeft daarin training met als doel anderen toe te rusten en te bekwamen in het ontwikkelen van weer anderen.
Jan gaat vrijwel elke zondag voor in een scala aan kerken en heeft een MA in leiderschap en management, behaald aan Briercrest Theological Seminary in Canada.
Met zijn ervaring in zowel de zendingswereld als de kerk is hij in staat om kerken te helpen om samen de geschetste werkelijkheid van veel kerken (betreffende het zendingsbeleid) te betreden, de unieke vragen in kaart te brengen en een uitweg te vinden die bijdraagt aan een helder beleid en praktijk waarbij alle partijen zich optimaal tot elkaar verhouden.Dit kan in de vorm van coaching/mentoring waarbij de kerk iemand aanwijst die in staat is de bevindingen over te dragen en om te zetten in beleid en uitvoering.Ook kan men kiezen voor een vorm waarbij met een groep mensen uit de kerk of de organisatie wordt gewerkt en de vorm meer die van een consult aanneemt.
(*) Er staat best wel wat tussen aanhalingstekens. Ik gebruik daar traditionele taal omwille van de herkenbaarheid maar ben voorstander van het gebruiken en desnoods ontwikkelen van nieuwe begrippen die beter passen in het huidige tijdsbeeld:
- Kerk is hetzelfde als gemeente. "Kerk" wordt vooral in traditioneel protestantse kerken gebruikt terwijl "gemeente" de taal is van de zichzelf hipper vindende vrijere groepen zoals baptisten, pinkstergelovigen en andere uitvindingen.
- "Zending" is een raar woord. "De zending" is nog erger. Het gebruik van deze woorden houdt een hardnekkige, ongewenste en on-Bijbelse tweedeling in stand.
- De zendeling (ik noem ze liever "werker" maar dat is ook niet ideaal) is van eenzelfde laken en pak. Het impliceert en suggereert een onderscheid tussen de "werker voor God" en hen die dat dus blijkbaar niet doen. Het onderscheid is echter veelal te reduceren tot het antwoord op de vraag wie de rekeningen betaalt. Als de kerk en de gelovigen die betalen is de ontvanger een zendeling/evangelist. Doet jouw baas dat dan ben je geen zendeling. Kortom: zeer ongewenst taalgebruik.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten