Het komt best wel voor dat volgelingen van Jezus het geloofsbijltje erbij neergooien. We zijn allemaal in staat tot verraad, ook zij die denken dat hen dat nooit zal overkomen. Petrus bezwoer Jezus dat, zelfs al zouden allen Hem verlaten, hij dat nooit zou doen. De bittere tranen die Petrus weende toen hij geconfronteerd werd met heit feit dat hij tot drie keer toe ontkende dat hij bij Jezus hoorde, zijn een herinnering aan onze menselijkheid. Natuurlijk begint niemand aan een reis met de bedoeling deze halverwege af te breken. En toch gebeurt het. Het geld raakt op, men kan ziek worden, er kan zich thuis wat voordoen wat om een afbreken van de reis vraagt enz..
Een van de belangrijkste redenen waarom mensen afhaken is het verliezen van het uitzicht. Als kwaad en lijden voortduren is dat niet alleen ontmoedigend maar roept ook de vraag op waar God is? De mens heeft best wel wat rek om hier mee om te gaan maar de rek gaat er op een gegeven moment uit. De beloften van God in zijn woord zijn als een magneet die aan de mens trekt, of een geweldig vergezicht waarheen men zich spoedt. "Hij laat het land van zijn getrouwen niet in de macht van het kwaad; wie hem dienen zouden hun geloof verliezen" (Psalm 125). Dit is zo'n belofte. Israƫl heeft tot aan de dag van vandaag ondervonden dat de vervulling van deze belofte generaties op zich kan doen wachten. Generaties leefden zonder de bescherming en bewaring van God daadwerkelijk te ervaren; je zou er de moed door verliezen. Toch wisten ze door de generaties, tijd en geschiedenis heen te kijken en aan de belofte vast te houden. Dat uitzicht is van het allergrootst belang; God zal het kwaad verbreken en genoegdoening geven. Ingekapseld worden door het kwaad zuigt het leven uit de mens en er is geloof en moed voor nodig om ons leven niet te laten bepalen door wat er allemaal mis kan gaan en gaat maar door een geweldig vergezicht van hoe het kan en zal zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten