28 februari 2018

Gepromoveerd tot suikerklont!

Op aanraden en na aanmoediging van enkele vrienden heb ik eindelijk het boek "Leider naar Gods hart" van Gene Edwards gelezen. Een geweldig boek als het gaat over het omschrijven van de kwaliteiten waarover een goede leider dient te beschikken. Het boek zet aan tot ernstige reflecterende oefeningen waarbij de hoofdpersoon, schaapherder en later Koning David, als lichtend  en inspirerend voorbeeld wordt neergezet.
De aanpak is typische evangelisch: knip de dingen die je leuk vindt uit en plak ze onder elkaar. Het resultaat is een romantisch, idealistisch maar dus ook een tamelijk verknipt beeld van de werkelijkheid. Waarschijnlijk gebeurt dit onder het motto van "leer van de sterke en goede kanten en noem vooral de zwakke kanten niet".
Wat ontbreekt is het analyseren van David als compleet persoon; als mens met zwakke, sterke en vooral a-typische karakteristieken.
Onlangs ben ik de Psalmen weer eens gaan lezen. Van de 150 die we in de Bijbel tegenkomen schreef hij de helft. Nu kun je de psalmen van David niet vergelijken met de heroïsche verhalen over David - de genres zijn te verschillend - maar ze helpen wel om je een completer beeld van de beste man te vormen.
In de psalmen tekent zich een ander beeld van David af:

  • Het patroon van een borderliner (heen en weer zwalkende emoties, chaotische relaties en een onduidelijke identiteit. Impulsief gedrag, woede-uitbarstingen en crises). De ene dag kent hij totaal geen angst; zodra z'n hoofd het kussen raakt valt hij in slaap terwijl een volgende nacht zijn bed doorweekt is van angstzweet.
  • Geen mededogen met de vijand. Regelmatig bidt hij dat God zijn vijanden alstublieft in mootjes wil hakken of nog levend naar het dodenrijk wil voeren.
  • Een uitzonderlijk hoog "Ik en God tegen de rest van de wereld" gehalte. Regelmatig schrijft hij over het niet hebben van vrienden (de vrienden die hij had waren stuk voor stuk zijn vijanden geworden). De vraag rijst of het niet hebben van vrienden het gevolg is van zijn halsstarrig geloof in, en vertrouwen op God of dat hij als mens/koning aanleiding gaf dat men wel uitkeek om in zijn buurt te komen.

“Bathsheba,” door Jean-Léon Gérôme (1824-1904)
Om het romantische, ideale beeld van David als voorbeeldig leider in stand te houden wordt gemakshalve ook niet gesproken over zijn machtsmisbruik. Ook zijn overspel en moord op de man van de vrouw waarmee hij vreemd ging (hij verkrachte haar), passeert de revue niet. Het Internationale Gerechtshof in Den Haag zou hier wel iets mee kunnen, dunkt me.

Zeker geen lieverdje, die David.

Een breder beeld van David zou het idee van een genadig en vergevend God echter versterken. Het weglaten van de donkerder kant van zijn leven en koningschap creëert een onrealistisch beeld en zou zomaar de gedachte kunnen voeden dat hij best wel in aanmerking kwam voor de genade van God en dat de lat (voor ons) wel erg hoog ligt. Zo hoog dat wij, gewone mensen, er niet bij kunnen. De genade die God hem betoonde was echter totaal onverdiend. Sommigen zouden misschien zeggen dat het zelfs niet eerlijk is dat God hem zoveel genade en vergeving betoonde; ik ben immers beter want ik heb niemand vermoord.

Wat David bijzonder maakt is dat hij telkens weer de weg naar God wist te vinden en dat hij bleef hopen en vertrouwen, ondanks zijn grove nalatigheden, misdaden, misbruik en wat niet meer.

Het verhaal van David is juist hierom hoopgevend; we kunnen er nog zo'n zooitje van maken in ons leven, de weg naar God blijft altijd open. Dat is en blijft het Goede Nieuws. Het Goede Nieuws dat we vinden in de persoon van Christus.

10 februari 2018

Wij vinden dat niet raar, wij vinden dat gewoon heel bijzonder

Nadat ik om acht uur de zaterdagkrant bij de altijd jolige dames van Primera had gekocht – onlangs kregen ze me zover om mee te zingen en bewegen op YMCA; ‘doet u mee meneer?’ – en naar buiten liep, zag ik dat de JG dames zich al vroeg achter hun display hadden geïnstalleerd. Nu heb ik er een gewoonte van gemaakt om, ongeacht waar ter wereld ik me bevindt, altijd een praatje te maken met mijn JG vrienden.
Het karikatuur van de JG met voet tussen de deur heeft plaats gemaakt voor een zich meer passief opstellend duo achter een lectuurrekje. Niets van een "meneer, mag ik u iets vragen" benadering maar een wachten op enige blijk van interesse van de kant van de klant. Keurig.
De lectuur is onmiskenbaar JG design met vaak pretentieuze (wat de Bijbel werkelijk leert) en/of retorische (wie wil er niet gelukkig zijn) titels/vragen. De oplage van hun maandblad liegt er niet om (70 miljoen in meer dan 130 talen). De JG's hebben wereldwijd meer dan 8 miljoen actieve verkondigers. Dat verklaart waarom de kans groot is dat je ze wel een paar keer in je leven tegenkomt. Gebrek aan zendingsijver kan hen niet verweten worden.
Goed, ik dwaal af.

Terwijl de ene mevrouw (waarom zijn het bijna altijd vrouwen - waar zijn de mannen?) aan haar meegebrachte ontbijtkadetje met kaas knaagt, heb ik met de andere mevrouw iets wat op een gesprek lijkt. Een gesprek voeren gaat de ene JG beter af dan de andere. De een houdt zich angstvallig vast aan het (ingestudeerde) script, waar de ander zich zeker genoeg voelt om vrij te converseren. Niets vreemds aan, zo gaat dit nu eenmaal bij mensen in het algemeen. De een is meer bezig met uit te stallen wat hij/zij heeft en weet, waar de ander zich oprecht wil verdiepen in de etalage van jouw leven en wat zich daarachter bevindt.
Maar ging het gesprek ook ergens over? Ja, best wel.

  • Over hoe de mens geneigd lijkt te zijn om zichzelf als het centrum van het universum te zien.
  • Over hoe de lezer/bestudeerder van de Bijbel de neiging lijkt te hebben om die Bijbel, zichzelf en God binnen de uiterst enge grenzen van de persoonlijke levenscocon en -sfeer te duiden en toe te passen.
  • Over hoe drama en/of trauma in iemands aanleiding kan zijn om serieus naar God te vragen.
  • Over hoe God te vinden is als de mens ernstig zoekt.
En nog wat dingen die er toe doen.

Ik heb respect voor hun zendingsijver. Een belangrijke reden (er zijn er meer) waarom ik altijd een praatje met mijn JG vrienden maak is dat ik ze aan wil moedigen om zich te focussen op de door God voorgestelde oplossing van het menselijk dilemma: het geloof in Jezus Christus. Ze weten het drommels goed: er is slechts één naam en middelaar gegeven waardoor de mens vriendschap met God kan ervaren. Dat wordt slechts terloops in gesprekken en in lectuur genoemd waardoor er het gevaar bestaat dat juist dat Goede Nieuws ondergesneeuwd raakt door minder relevante zaken. Zo kunnen JG's zich nogal bezorgd uitlaten over de heersende onkunde en praktijk betreffende Gods ware naam/titel. Ik vind dat toch wel een dingetje.

Dat soort dingetjes is overigens ook de evangelische boom met al haar vertakking niet vreemd. Wij kennen ook een tak aan de boom die het belangrijk vindt dat Jezus bij z'n oorspronkelijke roepnaam wordt aangeroepen (de namen van de andere karakters in Gods verhaal worden overigens niet terugvertaald), de sabbat op de juiste dag van de week wordt gevierd en nog een aantal geloofszijstraten waarvan het naambordje een flinke oppoetsbeurt krijgt. Allemaal prima hoor, zolang het niet het onderwerp van de missie wordt.

Inmiddels is het kadetje weggewerkt en is mevrouw twee ook weer bij de les. We praten nog wat over het weer. De drang om naar huis te gaan om (voor het wereldnieuws) de killersudoku op te lossen is nu sterk genoeg om me uit de triade los te weken. Ik word bedankt voor het bemoedigende gesprek.
Het sneeuwt een beetje.
't-Voelt goed om anderen een hart onder de riem te steken, ook al hangen ze wat mij betreft aan een wat eigenaardige (boom)tak.